Als advocaat
loop ik af en toe tegen een zaak aan waarin een cliënt het gelijk aan zijn kant
heeft. Toch wil dat niet zeggen dat daarmee dan een oplossing is gegeven.
Kortom, juridisch gelijk is niet altijd de beste oplossing. Twee voorbeelden.
Ik trad op
voor een werkgever in een ontbindingszaak. In deze zaak werd alles uit de kast
gehaald waarbij de werkgever natuurlijk ontbinding nastreefde en werknemer zich
daartegen verzette. Nu was het zo dat partijen, voordat de ontbindingsprocedure
werd gestart, een mediationtraject hadden doorlopen. Daarbij waren geen
advocaten betrokken. Tijdens dat mediation traject had de werknemer aan de
werkgever aangegeven dat hij bereid was tot een schikking te komen en daarbij
een concreet voorstel gedaan. Dit deed hij buiten de mediator om. Werkgever
heeft dit voorstel aanvaard, maar werknemer achtte zich niet gebonden. Dit was
overigens onder het oude recht waar er nog geen bedenktermijn van 14 dagen was.
In de procedure deed ik een beroep op deze overeenstemming, maar de
kantonrechter vond dat dit onder de geheimhouding van de mediation viel en
ontbinding van de arbeidsovereenkomst werd afgewezen. Werkgever was het hiermee
niet eens, maar hoger beroep bestond toen ook nog niet.
Wat schetste
de verbazing? Werknemer werd natuurlijk opgeroepen om te komen werken, maar het
bleek dat hij dat helemaal niet wilde. Hij wilde wel weg maar alleen met een
hoge ontslagvergoeding. Zijn verweer heeft tot gevolg gehad dat hij het hoogst
haalbare op juridisch nivo had bereikt omdat zijn arbeidsovereenkomst niet werd
beëindigd. Maar dat was eigenlijk niet de bedoeling.
Werkgever
had nu ineens een mooie onderhandelingspositie. Namens werkgever hebben we toen
tegen veel minder vergoeding de arbeidsovereenkomst in onderling overleg
beëindigd.
Een andere
kwestie had te maken met een ontslag op staande voet. Ik stond daar de
werknemer bij. Ons standpunt was dat het gegeven ontslag op staande voet niet
rechtsgeldig was. Partijen lukte het niet om een minnelijke regeling te
treffen. Daarom werd werknemer genoodzaakt om binnen de wettelijke termijn van
2 maanden een procedure tot vernietiging van het ontslag in te stellen.
Werkgever diende vervolgens uiteraard een verweerschrift in met onder andere
een tegenverzoek strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst voor het
geval deze nog mocht bestaan. Op zich niets bijzonders. Ook tijdens de zitting
kwamen partijen niet tot een overeenstemming.
De uitspraak
stelde werknemer in het gelijk zodat het ontslag werd vernietigd. Het
tegenverzoek van de werkgever werd afgewezen. De arbeidsovereenkomst bestond
dus nog, terwijl de werkgever niet wilde dat werknemer kwam werken. Juist omdat
er heel veel was gebeurd wilde werknemer eigenlijk ook niet meer terug naar
werkgever. Gezien de uitspraak had de werknemer een goede
onderhandelingspositie om een resultaat te bereiken waar hij tevreden mee was.
Ook hier
gelijk gekregen, en toch een resultaat dat anders was dan de kantonrechter
juridisch had besloten.
In de
dagelijkse praktijk komt het regelmatig voor dat juridisch gelijk niet altijd
het meest optimale resultaat geeft. Daarom is het goed je bij het begin van een
zaak goed af te vragen wat het einddoel bij voorkeur zou moeten zijn. Meerdere
wegen leiden immers naar Rome.
Wilt u meer informatie of heeft u concrete vragen over dit onderwerp? Dan kunt u contact met mij opnemen via mg@windroosadvocatuur.nl, 06-50262027